Maden
Een made is een larve van een vlieg of mug. Ze zijn vaak wit of geelwit en worden als aas gebruikt. Maden zijn een oud soort aas en wordt tot op de dag van vandaag nog steeds veel gebruikt als haakaas bij het vissen op witvis. Daarnaast vormen zij een belangrijk ingrediënt voor lokaas.
Maden komen voort uit eitjes die gelegd worden door de vlieg in veelal rottend vlees, fruit, mest, en organisch afval. Dit dient tevens als organisch voedsel voor de maden. Als de maden uitkomen, zwemmen ze letterlijk in hun voedsel en groeien daarom heel snel. Vliegenlarven hebben een grote aantrekkingskracht op vissen en daarom kunnen ze ook als bodemvoer gebruikt worden. Men dient er dan wel veel van te gebruiken. Maden zinken door hun vettigheid vrij langzaam. Om de maden sneller te laten zinken, kunnen ze eerst gezeefd worden zodat het zaagmeel van ze af is, en ze daarna in maïsmeel te zetten. Daardoor verliezen ze de vetheid en zinken ze sneller.
Voor het vissen wordt onderscheidt gemaakt tussen twee verschillende soorten maden, namelijk de made van de vleesvlieg en de made van de kleinere huisvlieg. De eerste is zeer goed te gebruiken als haakaas terwijl de tweede beter is voor lokvoer.
Indien men de maden wilt flavouren, kan men simpelweg wat flavour in poedervorm in het doosje van de maden doen en ze daar een paar uur in laten rondkruipen.
Maden moeten altijd met de 'ogenkant' (de ademopeningen) op de haak gezt worden. Daarbij moet de haak net odoor de huid worden gehaald zodat de made niet leeg loopt en zich beter kan bewegen. Een dode made op de haak werkt stukken minder dan een bewegende made.
Maden gaan na enige tijd over in verpoppingsstadium. In de sportvisserij, worden ze vanaf dan casters genoemd.