Bittervoorn

Uit Hengelsportnet
Naar navigatie springenNaar zoeken springen

Bittervoorn - Rhodeus amarus is een karperachtige vis (Cyprinidae) die voorkomt in schoon stilstaand of langzaam stromend water. Volwassen bittervoorns zijn 5 à 6 cm groot. De maximumlengte is 9 cm.

Bittervoorn-01.jpg
Bittervoorn-01.jpg

Herkenning

  1. Op de korte, onvolledige zijlijn en het verlengde daaran liggen 34-38 schubben;
  2. Op de achterzijde van het lichaam bevindt zich een horizontale blauw-groene streep;
  3. In het voorjaar zijn de vrouwtjes in het bezit van een zgn. legbuis;
  4. De overwegende kleur van de bittervoorn is zilverachtig de kleur van de ogen zijn eveneens zilver met een oranje vlekje boven de pupil.

De bittervoorn is een zijdelings afgeplat visje maar vergeleken met voorns en brasems iets steviger. Ze hebben relatief grove schubben en een heel klein onderstandig bekje. De zijlijn is niet compleet en strekt zich slechts uit over vijf of zes schubben. Ze zijn gemakkelijk herkenbaar aan de lange rugvin, de wat lila weerschijn op de schubben en de groenblauwe streep die vanaf de staartbasis naar het midden van het lichaam loopt.

Mannetjes zijn te onderscheiden aan de felrode vlek in het oog. Mannetjes in de paaitijd krijgen paaiuitslag in de vorm van fijne witte stipjes rond de bek. Ook worden de kleuren zeer intensief, de aarsvin wordt oranje, evenals een gedeelte voor in de rugvin en het lichaam krijgt een prachtige lila glans. De vrouwtjes blijven zilverachtig en krijgen een legbuis, die vlak voor het leggen van de eieren kan verstijven.

Verspreiding

Vrij zeldzaam. Komt plaatselijk soms vrij talrijk voor in schone, stilstaande wateren. De bittervoorn is voor de voortplanting afhankelijk van de aanwezigheid van grote zoetwatermosselen. De Nederlandse vorm van de bittervoorn wordt gezien als een ondersoort van de Oost-Aziatische bittervoorn, Rhodeus sericeus amarus, maar ook wel als een aparte soort, Rhodeus amarus. In Oost-Azië leeft nog een veertigtal gelijkende soorten uit de subfamilie Acheilognatidae.

De bittervoorn heeft het zwaartepunt van de verpreiding in Oost-Europa, rond de Middellandse zee komt hij alleen voor in Turkije en Griekenland. In het westen komt hij voor in Engeland en Wales, Nederland, België en een gedeelte van Noord-Frankrijk. Hij komt niet voor in Scandinavië en de Baltische staten.

Recent onderzoek toont aan dat de bittervoorn een exoot is die rond 1100 in West-Europa is geïntroduceerd vanuit de zoete wateren rond de Kaspische en Zwarte zee. Vanuit natuurbeschermingsperspectief is de bittervoorn vergelijkbaar met de karper die door menselijk handelen ten behoeve van de teelt werd geïntroduceerd in het Rijnstroomgebied. De bittervoorn en het vetje zijn waarschijnlijk samen met de karper toevalligerwijs meegevoerd.

In Nederland is de bittervoorn een beschermde soort, die toch een grote verspreiding heeft. In jaren zestig van de 20e eeuw is de bittervoorn een tijd lang zeldzaam geweest, waarschijnlijk door een combinatie van vervuild water en het massale sterven van zoetwatermossels tijdens de strenge winter van 1962/1963. Op het ogenblik lijkt de bittervoorn met een opmars bezig en komt hij ook in het oosten en zuiden van het land steeds meer voor.[4] Dit valt samen met de Europese uitbreiding sinds 1980 waarbij de bittervoorn zijn areaal naar het Oosten toe uitgebreid heeft, waarschijnlijk veroorzaakt door de hogere voorjaarstemperaturen in die periode. De bittervoorn heeft een vrij korte generatiecyclus, waardoor de stand van bittervoorn van jaar tot jaar flink kan verschillen, afhankelijk van het laatste voortplantingssucces.

Leefwijze

De bittervoorn leeft in schooltjes van enkele tientallen dieren. Ze komen voor in stilstaand of langzaam stromend water van 40 tot 50 cm diep, dat vaak ook wat begroeid is. De bodem mag niet te modderig zijn omdat er anders geen zoetwatermosselen kunnen leven, die de bittervoorn nodig heeft voor de voortplanting. De bittervoorn mijdt te diep en open water en bevindt zich in grotere waterypes in de buurt van de oever.

De bittervoorns eten in hoofdzaak algen en zachte delen van hogere planten, maar ze eten ook wel kleine ongewervelde diertjes.

Voedsel

Plantaardig materiaal (draadwieren), dierlijk plankton en insectenlarven.

Bescherming

Opgenomen in de Flora- en faunawet. Rode-lijst soort.